Ik speelde bij mijn vriendje maar mijn vriendje die deed flauw.
Hij speelde vals dus riep ik 'Hé ik speel niet meer met jou!'.
Ik ben alleen naar huis gegaan, ik ben gaan lopen langs de hoge bomenlaan.
Ik was al bij de vijver en toen was daar een mevrouw
en die vroeg aan al die mensen 'hoort dat kind misschien bij jou?'.
Hé jongetje waar ga jij heen,
ben jij op weg naar huis en kan jij helemaal alleen.
Ja wat had ze dan gedacht, ik weet best hoe ik moet lopen.
Heel gewoon ik weet heus wel waar ik woon.
Ja wat had ze dan gedacht, op numero 8.
Ze nam me bij de hand en we liepen naar mijn straat.
Toen zei ik 'nou daar woon ik waar die blauwe auto staat'.
We belden samen aan bij de deur, mama kwam naar buiten met een hele rode kleur.
Ze was een beetje boos op mij, ik mocht het nooit meer doen.
Die mevrouw bedankte ze en gaf haar zo een zoen.
Ze zei 'je bent geweldig',
zeg dat vond ik overdreven want ik wist toch zelf de weg.
Had die mevrouw me niet gebracht dan was ik toch wel thuis gekomen.
Heel gewoon, ik weet heus wel waar ik woon.
Had die mevrouw me niet gebracht op numero 8.