Stukje chocola? Met cacao van vroeger. En echte suiker, proef je? Lekker, hè? Ik was al bijna vergeten hoe het smaakte.
Het is eind 1944. De Tweede Wereldoorlog is al vier en een half jaar aan de gang. Het zuiden van ons land is inmiddels bevrijd maar het noorden wordt nog steeds bezet door de Duitsers. De mensen in de grote steden in het westen hebben geen brandstof meer om hun huizen te verwarmen. En tot overmaat van ramp is het die winter bitter koud. En dus gaan de mensen op zoek naar alles wat maar branden kan, om hun kachels aan te steken.
Eén ding mag je houden. Ik weet niet...Deze is van papa... Nu kiezen, anders gaat het vuur uit. Ik zou het wel weten, hoor. Je knuffel zou ik nooit wegdoen. Die kan je altijd troosten... Hier. Ik hou m’n boot. Als ik weer kledingbonnen krijg, maak ik een nieuwe voor je.
Maar de kou is niet het enige probleem. Door de oorlog is er steeds minder te eten en wat er nog is moet zo eerlijk mogelijk worden verdeeld onder de hongerige mensen. Dat gebeurt met bonnen. Brood is op de bon, meel, rijst, koffie, thee, boter, macaroni, havermout, suiker, vlees en ga zo maar door. Voor iedereen is er een klein beetje.
Er zijn ook gaarkeukens. Bedoeld voor arme mensen, maar nu er bijna geen eten meer is, komt bijna iedereen hier naartoe. De mensen staan hier iedere dag urenlang te wachten in de bittere kou. Voor een smakeloze prak. Maar het is beter dan helemaal niets.
Schiet nou toch op! Anders hebben we weer geen soepballen! Soepballen?! Er zitten helemaal geen ballen in die soep! Wel waar! Maar die worden er als eerste uitgevist. Ik heb NOG NOOIT een bal gezien! Omdat we altijd net te laat zijn. Nu zijn we in ieder geval de eersten.
Als in de laatste maanden van 1944 er geen treinen meer rijden door een spoorwegstaking, komt er helemaal geen voedsel en brandstof meer naar de grote steden in het westen. Het wordt er steeds moeilijker om te leven. Het maakt niet uit of je bonnen hebt of niet. Er is gewoon niets meer te krijgen. Al snel breekt er een hongersnood uit, zoals Nederland die in geen tijden heeft gekend.
Zonder eten worden de mensen moedeloos, ze hebben nergens meer puf voor, tot ze zelfs geen kracht meer hebben om op te staan. De laatste Oorlogswinter is een zware tijd. Veel mensen sterven aan honger en kou.