Hoe je zijde maakt werd 5000 jaar geleden in China ontdekt. Het werd al snel een populair luxe-artikel.
Zijde wordt gemaakt van de cocon van zijdewormen.
Zijdecultuur, oftewel het commercieel kweken van zijderupsen, gebeurt in diverse Aziatische landen. Van beddengoed tot mooie kleding, er zijn maar weinig materialen zo elegant en luxueus en dat al eeuwenlang – als zijde. Moeilijk te geloven dat dit prachtige weefsel afkomstig is van rupsen! De vrouwelijke zijderups legt tot wel 400 eitjes in 1 keer, en sterft dan.
Na ongeveer twee weken komt uit zo'n eitje een larve,
De larve voedt zich met moerbeibladeren en blijft eten
tot hij 10.000 keer zo zwaar is en ongeveer 8 centimeter lang. Als de larve in een pop verandert, gaat hij vloeibare zijde afscheiden via zijn speekselklieren. Als die vloeibare zijde met lucht in aanraking komt, wordt het een
ononderbroken draad. De larve wikkelt die draad om zichzelf heen en maakt er een dikke, warme cocon van.
De bedoeling is dat de larve in die cocon een mot wordt,
en de cocon stukmaakt als hij eruit komt. Dit zou de doorlopende zijdedraad echter beschadigen. Om dat te voorkomen koken ze de cocon ongeveer drie minuten,
zodat de larve sterft voordat hij een mot kan worden. Door het koken wordt het ook makkelijker de draad er weer af te wikkelen, omdat het sericine dan smelt. Dat is de proteïne die als lijm dient. Om de zijde te oogsten nemen ze de draden van 30 tot 50 cocons per keer en voeren die allemaal tegelijk door een gaatje in een bamboe stok,
op een handbediende molen. Door langzaam en voorzichtig te draaien, wikkelen ze de draad van de cocons weer af. Als de draadjes tegelijk door het gat gaan
plakt de resterende sericine ze aan elkaar, zodat ze een enkele, dikkere draad vormen. De zijdedraadjes die samenkomen zijn zo dun – ongeveer 1/100e van een millimeter doorsnede – dat er tussen de 2 en 3 DUIZEND cocons nodig zijn om aan een halve kilo zijdegaren te komen. Het afrollen van de cocons is een tijdrovend proces, want een enkele draad kan zo lang zijn als negen voetbalvelden. Om te voorkomen dat dit vederlichte materiaal wegwaait scheppen ze er zand op tijdens het spinnen. Dat zand en de overgebleven sericine wassen ze weg. Dan wordt de draad gebleekt, zodat later de kleurstof uit het verfbad gelijkmatig wordt opgenomen. Als de overtollige verf is weggespoeld, hangen ze het garen te drogen. De bundels droge, geverfde zijdedraad gaan op een grote machine, die ze afwikkelt op kleinere rollers. Vanaf die rollers wordt de draad dan automatisch op spoelen gewikkeld. Om stof van zijde te maken,
geleiden wevers de spoelen horizontaal tussen verticale draden, op een traditioneel weefgetouw. Een andere machine draait de draad op klossen. Een wever zet de klossen op een mechanisme dat ze verticaal op het weefgetouw vasthoudt, parallel aan elkaar. Weefsels van een meter breed vereisen vier DUIZEND verticale draden! Door op het voetpedaal te trappen tilt de wever steeds iedere tweede laag draden omhoog. Met een ruk aan het touw schuift een schietspoel tussen de draden door.
Aan de spoel hangt draad, die nu door de stof geweven wordt. De horizontale en verticale draden samen worden zijdeweefsel. Om een patroon te weven gebruikt een wever meerdere schietspoelen. die draden van verschillende dikte, kleur en texturen meevoeren. Sommige patronen, zoals een ingewikkeld patroon dat brokaat heet, zijn zo ingewikkeld dat zelfs een ervaren wever maar 5 tot 15 centimeter stof PER DAG kan maken.
Maar dan heb je ook wel wat!