Er is maar één fabriek in Nederland waar ze op grote schaal wandtegels maken. Hier in Maastricht. Hier maken ze iedere dag genoeg wandtegels voor zo'n 1125 badkamers, van grondstof tot. De belangrijkste grondstof is klei. En zo komt het hier binnen vanuit Duitsland. Het lijkt nu gewoon aarde omdat het water er al een beetje uitgehaald is, maar als je erin knijpt is wel een beetje vettig. Dit is trouwens vrij grove klei die wordt gemengd met een hele fijne, lichte klei. En dan worden er nog ingrediënten aan toegevoegd om de eigenschappen van de klei precies goed te krijgen. Zand, mergel, veldspaat. Nou zijn deze kogels aan de beurt. Al die ingrediënten moeten samen helemaal fijngemalen worden tot één dikke pap, smurrie. Dat wrijven en malen gebeurt in deze enorme molens en kuipen. Er wordt water toegevoegd en de bewegende kogels doen de rest. Alles wat tussen de kogels komt, wordt fijngemalen. De smurrie verdwijnt hier in een grote voorraadkelder en wordt daar voortdurend in beweging gehouden, zodat het vloeibaar blijft. En dit is dan de basis voor de tegels. Goed gemalen. Alle ingrediënten gemengd. Dit is natuurlijk wel veel te nat, dus je vraagt je wel af hoe ze hier straks een tegel van gaan maken. De smurrie wordt hier in deze tank met een hele grote tuinslang onder hoge druk door dit soort gaatjes omhoog gesproeid. Boven in deze toren zitten branders die de smurrie zo heet maken dat het water eruit verdampt. Dit is dus een droogtoren voor smurrie. En wat je overhoudt is eigenlijk een soort poeder, granulaat noemen ze dat. Dit is dan de echte grondstof voor de tegels. Het lijkt niet op klei, maar dat is het wel. Hiermee kan straks gebakken worden. Met een enorme pers wordt het granulaten onder hoge druk in een kegelvorm en op elke vierkante centimeter, drukt wel 240 kilo. Omdat er nog steeds een beetje vocht in het klei-poeder zit, blijft het aan elkaar plakken en krijg je dus vanzelf een tegelvorm. Het ziet er zo al wel uit als een prachtige tegel, maar je kan hem gewoon nog met je handen breken. Ze moeten nog even drogen en dan gaan ze voor de eerste keer de oven in om echt hard te worden. Dit is niks. Dit is de ingang van de oven, een hele lange tunnel en daar binnen is er wel 1150°C. Via deze rollen worden de tegels dan heel langzaam naar de overkant getransporteerd. Wat er uit de oven komt, is keihard geworden. Dit is de basis van de wandtegels en je noemt het een biscuit. En hierop komt dan nog het glazuur. De gladde bovenkant. De biscuits worden afgekoeld en dan gaan ze straks naar de volgende handeling: het glazuren. Dit is de basis van het glazuur. Gemalen glas. En die glazuur laag bestaat, is voor het grootste gedeelte uit glas. Hier in deze draaiende ketels wordt het glazuur gemengd en het pigment met het gemalen glas fijn gewreven door, daar zijn ze weer: de kogels. Dit papje is dus glazuur. De biscuits worden eerst nat gesproeid, zodat het glazuur goed hecht. Daarna wordt het glazuur met een waterval op de tegel aangebracht en dan gaat ie weer de oven in. Een half uurtje op 1100 graden. Zo ging de tegel de oven in en zo komt ie eruit: een mooie tegel met een keiharde glazuur. Iedere tegel apart wordt gecontroleerd voordat ie de fabriek uit gaat. Met een soort elektronisch oog worden foto's gemaakt en zo checken ze dan of elke tegel wel echt helemaal glad is. Als er dan een afwijking is, bijvoorbeeld een bobbeltje of een barstje. Dat kan heel klein zijn. Dan wordt ie eruit gegooid, gemalen en weer gerecycled in de fabriek. Eén doosje wandtegels. Kan ik eindelijk mijn muurtje afmaken.