De vroegst bekende brandblusser dateert uit de Middeleeuwen. Hij werkte als een supersoaker, die water op een vuur kon spuiten. Moderne brandblussers gebruiken perslucht en blussen het vuur met vloeistof, poeder of schuim. Door in de handgreep te knijpen, open je een klep. Het blusmiddel staat onder druk en komt er via de slang en de blusmond uit. Het maken van de klep begint met ronde staafjes aluminium. Via een carrousel worden ze langs zestien bewerkingsstations geleid. Bij elke halte worden de staafjes bewerkt, onder een douche van koelmiddel. Een stap duurt ergens tussen de nul komma vijf en zes seconden. Na de laatste stap komt het staafje van de carrousel en is dan een klep geworden, in maar vijfenzeventig seconden! Nu wordt de handgreep op de klep gemonteerd. Het mechanisme draait rond een pen.
Dan wordt een aluminium hefboom op de handgreep aangebracht. Dit is waar je in knijpt als je de brandblusser wilt gebruiken. Dan volgt de schacht van de klep, de binnenkant van het apparaat. Een medewerker hoeft deze er alleen maar in te schuiven: de machine doet de rest.
Een veer op de schacht levert een beetje weerstand als je in de handgreep knijpt. Met een borgschroef zetten ze de veer en de schacht vast. Met deze plastic dop houden ze de afsluitring op hun plek voor de volgende stap. De ring zit tussen de schacht en de fles, zodat daar niets uit kan lekken. De vulbuis loopt vanuit de schacht naar de fles. Het blusmiddel loopt via die buis uit de fles, via het sproeistuk. Dat gebeurt door perslucht in de fles. Met deze meter kun je zien of er nog genoeg druk op de fles staat om hem te laten werken. Nadat de schacht op de schroefdraad nog een laagje afdichtmiddel heeft gekregen, schroeft een medewerker hem op de klep. Nu is de spuitkop klaar en getest. Hij kan op een fles worden gemonteerd. Daarvoor moet de binnenkant van de fles ook van schroefdraad worden voorzien. Met behulp van een pers schroeft een medewerker ze stevig op elkaar vast.
De onderkant van de fles is nu nog open. In deze fabriek doen ze dat via een techniek die 'hardsolderen' heet. Het werkt net als solderen, maar in plaats van tin gebruiken ze hier een koperen ring. Nadat ze die ring zorgvuldig onderin de fles hebben geplaatst, wordt de bodemplaat aangebracht. En zo'n ring gaat ook over de hals van de fles. Vervolgens gaat de fles in een soldeeroven gedurende een uur en 45 minuten. Bij een temperatuur van duizend graden Celsius versmelten de koperen ringen met de onderdelen die ze moeten verbinden. Volgende halte: de verfstraat. Bij de techniek van het poedercoaten worden de flessen onder een negatieve spanning gezet. De positief geladen verfdeeltjes kleven vervolgens mooi gelijkmatig aan de fles. Na drie kwartier in een oven is het poeder veranderd in een strakke verflaag. Als de flessen afgekoeld zijn, vult een vulmachine ze met het blusmiddel. Het voornaamste ingrediënt is een vorm van ammoniak die bij kamertemperatuur een poeder is. Als je dat op een vuurtje spuit, smelt het poeder en vormt zo een zuurstofloze deken, waardoor het vuur dooft. Als de flessen afgevuld zijn, schroeft een machine de spuitkoppen er op. Nu moet de fles nog onder druk gezet worden. De handgreep wordt ingeknepen, zodat de klep zich opent. Een compressor vult de fles dan met lucht. De druk in de fles wordt uiteindelijk dertien bar, ongeveer zes keer zo veel als in een autoband. Daarna schroeven ze de sproeikop erop en plaatsen een borgpin, zodat de blusser niet per ongeluk af kan gaan. Op de sticker staat hoe het moet: bij brand haal je de pin weg, knijp je in de handgreep en richt je op de brandhaard. En met deze beugel hang je de blusser op een goed zichtbare plek, zodat hij altijd binnen handbereik is.