Water! Dat komt natuurlijk van boven. Kijk, nat. Het is gewoon regen of grondwater en dat druppelt door het dak van de grot naar beneden, en uiteindelijk ontstaan grotten ook zo. Deze grotten worden niet voor niets druipsteengrotten genoemd. Dat komt door die dingen daar! Dat is een stalactiet. Stalactieten zijn uitsteeksels die aan het dak van de grot hangen. Het water komt door het plafond en het blijft dan als een druppel hangen. In de druppel zit een beetje kalk. Het water droogt op maar de kalk blijft zitten. En dat gaat eeuwenlang zo door. En er komt steeds meer kalk. Ze beginnen lang en dun maar hoe langer ze groeien hoe breder ze worden. Maar het kan ook andersom. Als het water te snel naar beneden komt dan blijft de druppel niet hangen maar dan valt hij natuurlijk op de grond. Het water droogt op maar de kalk blijft liggen. En als dit maar lang genoeg blijft gebeuren dan wordt het langzamerhand een punt en die wordt ook steeds groter en breder en dat noem je dan een stalagmiet. Precies hetzelfde als een stalactiet dus maar dan andersom. Soms ontmoeten stalactieten en stalagmieten elkaar en dan groeien ze samen verder. En dan noem je het een zuil. En daar zie je een stalactiet en een stalagmiet die elkaar bijna ontmoeten, het scheelt nog een centimeter of tien. Dus die worden nog wel een zuil, over een jaar of duizend! Want het groeit maar een centimeter per honderd jaar.