Als ik laarzen hoor stampen op straat, dan moet ik meteen denken aan Duitse soldaten die op het station in Assen met hun laarzen op de grond stampten.
Zoni Weisz staat op 19 mei 1944 op deze plek te wachten op een trein die van Westerbork via Assen naar Auschwitz rijdt. Aan boord zijn ouders, zusjes en broertje en 240 andere Sinti en Roma die een paar dagen eerder zijn gearresteerd. De dan 7-jarige Zoni logeert bij zijn tante als ook hij wordt opgepakt en door politiemensen naar station Assen wordt gebracht.
Waarvan één agent steeds heel aardig voor ons was, die ons wat te eten en te drinken gaf. En die brachten ons hier dus naar dit perron hier in Assen. We stonden hier te wachten op de trein die ons naar Auschwitz zou brengen, deporteren. Ik zag onmiddellijk waar ons gezin zat, want mijn moeder had het blauwe jasje van mijn zusje voor de tralies van die beestenwagen gehangen. En ik zag dus mijn moeder, ze was al kaalgeschoren. En op dat moment zei de politieagent: als ik mijn pet afneem, moeten jullie rennen voor je leven. Het toeval wil dat aan de andere kant van het perron een gewone personentrein stopte. Het is ons gelukt om in die personentrein te springen. Op het moment dat we in die personentrein sprongen, ging de trein naar Auschwitz, die begon te rijden. En mijn vader schreeuwde uit de trein naar zijn zuster: pas goed op mijn jongen. Dat is het laatste wat ik van mijn familie zag.
Van de bijna 250 Sinti en Roma op het transport overleven dertig de kampen. Zoni Weisz ziet zijn familie nooit meer terug.
Je kan je niet voorstellen dat er zoveel mensen ingepropt werden zonder voorzieningen. Bijna geen water. En er worden nu vandaag, niet alleen vandaag, hier worden de namen gelezen van mensen die gedeporteerd zijn en omgekomen zijn in de nazivernietigingskampen. Daar had mijn naam ook bij kunnen zijn.
Heeft u dan niet uw ouders verschrikkelijk gemist? Ja, dat is de juiste vraag. Natuurlijk. Kijk, als je voor de laatste keer je ouders en je zusjes en je broertje ziet. En dat ze dan weg zijn. Ja, hoe moet ik dat uitleggen, dan val je in een diep zwart gat want dan is er helemaal niks meer.
Voor veel mensen is de vervolging van Sinti en Roma die door de nazi's als een minderwaardig ras werden beschouwd een relatief onbekend verhaal.
Zoni Weisz schreef er een boek over: De vergeten Holocaust. Ik bedoel eigenlijk letterlijk De vergeten Holocaust: zo weinig mensen weten dat ook in de nazitijd, Tweede Wereldoorlog, meer dan een half miljoen Sinti en Roma in Europa vermoord zijn. Het zit in onze cultuur dat je over deze zaken niet met buitenstaanders spreekt. Dat is nou eenmaal zo. En dat wordt door de mensen gerespecteerd, maar dat maakt ook dat je niet communiceert met de buitenwereld. En dat is de hoofdoorzaak van de vergeten Holocaust.
Praten over de oorlog ligt dus heel gevoelig. Beike Steinbach probeert de stilte rond de Sinti- en Romavervolging te doorbreken. Sinds een paar jaar reist ze met een zelfgemaakte tentoonstelling door het land. Heel weinig mensen weten daarvoer. Ik dacht: ik ga een tentonstelling opzetten daarover, want ik raakte daardoor geïrriteerd. Want ze wisten het wel allemaal van de Joodse gemeenschap, maar van de Sinti wisten ze niks.
De concentratiekampen, de vervolging, de monumenten. Dit zijn eigenlijk alle panelen in het klein.
Ze is een paar jaar na de oorlog geboren. Haar ouders overleefden meerdere concentratiekampen. Je praatte daar niet over. Mijn moeder had een nummer van een concentratiekamp op haar arm. Dat zag ik iedere dag. Ik heb nooit gevraagd waarvoor dat was. Dat hield je gewoon tegen, dat vroeg je niet.
Ook het laten zien van foto's van de doden ligt moeilijk. Uitgerekend een Sinti-meisje werd één van de bekendste gezichten van de Holocaust. Settela Steinbach was negen jaar toen ze werd gefilmd bij het vertrek van het zigeuner transport. Ze was familie van Beike.
We praten niet over de overledenen. Om ze met rust te laten. Als je iedere dag over overleden mensen praat, dan is dat bij ons dat die mensen geen rust hebben. Laat ze met rust, ze zijn overleden. En laat ze rusten. Met dit meisje is dat niet gebeurd.
Maar nu, na 75 jaar, komt voormalig Kamp Westerbork voor het eerst met een grote tentoonstelling over Sinti en Roma.
De borden van je ouders. Wat prachtig. Heel mooi, ik zet ze even hier neer want ik ben veel te bang... Ach, kijk toch eens.
Ook het verhaal van Zoni Weisz krijgt een plaats in de tentoonstelling. Onlangs zijn er een paar borden teruggevonden die waarschijnlijk van zijn ouders waren.
Ik heb helemaal niets van mijn familie dat er na de oorlog over was. Dit zou dan het enige tastbare zijn wat ik van mijn familie heb. Je begrijpt, dat is heel emotioneel. Ik heb wat spulletjes bij me. Wil je even mee kijken of het voor jou bruikbaar is voor de tentoonstelling? Mijn boek natuurlijk. Hier, kijk wat mooi, een foto van mijn moeder.
Het kan nu, een grote tentoonstelling over de Sinti en Roma in kamp Westerbork. 25 jaar geleden was het ontzettend lastig geweest. Toen was die cultuur, die groep, nog veel geslotener. En nu zie je steeds meer mensen naar voren komen en 75 jaar, dachten wij, eigenlijk moeten we dat verhaal nu vertellen. En ook omdat steeds meer bezoekers van Kamp Westerbork het niet duidelijk is wat Sinti en Roma zijn. En 10, 15 jaar geleden, als je hier uitlegde: wat zijn Sinti en Roma, zigeuners, dan begrepen mensen dat. Maar zelf dat woord is tegenwoordig onbekend geworden.
Wat voor mij heel belangrijk is, een brief die mijn grootvader geschreven heeft aan de burgemeester van Zutphen. Hij schrijft: u moet weten, wij zijn de ouders van vrouw Weisz en we zouden graag iets vernemen of zij nog in het leven zijn.
Want wij hebben het oudste zoontje bij ons en hij verlangt zo...
Hartverscheurend. Die verlangt zo naar zijn ouders. Zo was dat. Weet je wat nou het gekke is? Na al die jaren, het is nu 75 jaar geleden, is het nog alsof het gisteren gebeurd is. En daarmee gelijk ook het belang om het verder te kunnen vertellen en moeten vertellen. Absoluut.