In de late middeleeuwen gaat het goed met de economie van de Lage Landen. Er komen tientallen nieuwe steden bij, vooral aan rivieren en langs de kust. De meeste steden zijn nog niet zo groot, maar sommigen springen eruit zoals Dordrecht en Deventer. Hier staat dan ook het oudste stenen gebouw van Nederland, de proosdij uit 1130. Ons land groeit uit tot het meest verstedelijkte gebied van Europa.
Steden liggen langs belangrijke handelsroutes, maar er worden ook steden gesticht door een heer, een bisschop of een graaf zoals ‘s-Gravenhage dat in de dertiende eeuw wordt gesticht door graaf Willem II.
Een van de machtigste en rijkste steden van dat moment is Kampen. Het wordt ook wel het Rotterdam van de middeleeuwen genoemd. Met schepen als de kogge drijven ze hier handel tot aan Engeland en de Oostzee. Net als veel andere steden aan de oostkant van de Zuiderzee en de IJssel is Kampen aangesloten bij de Hanze, een handelsverbond tussen steden in Noordwest-Europa. Ze worden steeds rijker en machtiger. Het dichte netwerk van middeleeuwse steden heeft de basis gelegd voor het verstedelijkte Nederland zoals we dat nu kennen. Als je het stedenpatroon van ons land in 1400 vergelijkt met dat van nu zie je veel overeenkomsten. Zoals Zwolle bijvoorbeeld. Er is veel omheen gebouwd, maar de kern is nog steeds hetzelfde en dat zal altijd zo blijven.