Aan deze kant van de dijk is nu allemaal water, maar tot in de middeleeuwen was dit gewoon nog land. Daar zie je Texel liggen en daar ligt Den Helder. Rond 1150 beginnen de steden in ons land steeds meer te groeien en om al die mensen van voedsel te voorzien worden de veengebieden hier ontgonnen voor de landbouw. Voor de afvoer van het water worden sloten en drainagegreppels gegraven. Het gevolg is dat het veen gaat klinken en de bodem begint te dalen. Men probeert nog met dijken en kades de boel te redden maar er is geen houden meer aan als dit gebied rond het jaar 1000 wordt geteisterd door stormvloeden. Het begint al in 1170 met de Allerheiligenvloed. Die Allerheiligenvloed slaat een gat in de duinen en zorgt ervoor dat Texel loskomt van het vasteland. En latere stormvloeden die zorgen er ook voor dat Wieringen een eiland wordt. Kijk hier heb je bijvoorbeeld een gat in de dijk gehad. Dat kan je zien aan het wiel. Een eeuw later worden ook West-Friesland en Friesland van elkaar gescheiden en Marken, Urk en Schokland worden eilanden omdat het land eromheen onderloopt. Men begint serieuzer werk te maken van de bescherming tegen het water en de eerste waterschappen ontstaan.
Zij zorgen ervoor dat er aaneengesloten dijken komen die vervolgens ook worden onderhouden. Daarnaast worden de steden rond de Zuiderzee beschermd met stadsmuren die dienst doen als waterkering. En die muren die staan er nog steeds zoals hier in Harderwijk. Rond 1450 krijgt de Zuiderzee de vorm die het vandaag de dag nog heeft, maar dan zonder de ingepolderde gebieden natuurlijk. Het is toch best wel vet dat het hier nog staat.