Op een dag belandt een spreeuw per ongeluk in het verblijf van een bonobo. De vogel verstijft van schrik, vliegen lukt niet meer. Voorzichtig pakt de mensaap de spreeuw op, klimt ermee in een hoge boomtop, spreidt met zijn handen de vleugels en helpt hem om weg te vliegen.
Primatoloog Frans de Waal ziet het gebeuren en voor hem is het overduidelijk: het vermogen om je in te leven in een ander is dus niet alleen iets van mensen. Het is de rode draad in zijn werk en hij wordt er wereldberoemd mee. Apen en mensen lijken veel meer op elkaar dan tot dan toe gedacht.
Duizenden uren observeert hij als jonge onderzoeker chimpanseekolonie in Burgers Zoo in Arnhem. Hij ziet de apen flink ruziën, maar ook hoe ze daarna hun hand uitsteken en elkaar omhelzen om het weer goed te maken. En dat is niet voor niets: want verzoenen betekent overleven.
In de jaren zeventig is dit een radicaal nieuw inzicht. Tot die tijd werd gedacht dat mensen en dieren dan wel dingen gemeen hebben, maar dan alleen de slechte instincten zoals agressie en hebzucht. Alleen wij mensen zouden in staat zijn om samen te werken en empathie te hebben, dankzij religie en cultuur.
De Waal neemt nog iets opvallends waar: het alfamannetje is lang niet altijd de grootste en de sterkste van de groep. De leider die alleen maar agressief machtsvertoon uitoefent, houdt het nooit lang vol. Deze leiders verliest het al gauw van een leider die samenwerkt, schrijft hij in zijn boek Chimpanseepolitiek. Een goede leider weet juist maar al te goed wanneer hij moet vechten en wanneer het tijd is voor verzoening.
Door de kloof tussen apen en msenen te verkleinen, inspireerde hij niet alleen andere wetenschappers, maar ook bestuurders en politici konden er iets van opsteken. Nieuwe Amerikaanse Congresleden krijgen zijn boek dan ook prompt aangeraden om zich voor te bereiden op het politieke werk. Of zoals De Waal zegt: “Ik heb apen een beetje dichter bij mensen gebracht, maar ik mensen ook weer met hun voeten op de grond gebracht".