Een primaire bank kan vrijwel onbeperkt geld scheppen door nieuwe leningen te verstrekken. Van het geld dat klanten op de bankrekening storten, hoeft de bank maar een fractie aan te houden als reserve. De rest kan worden uitgeleend aan klanten die geld nodig hebben voor bijvoorbeeld de aanschaf van duurzame consumptiegoederen. Dat uitgeleende en door de klant uitgegeven geld wordt door iemand bij wie het geld is uitgegeven weer gestort op een bankrekening. De bank kan weer een groot deel hiervan uitlenen aan klanten. Dit proces kan zich bijna eindeloos herhalen. Hoe ziet een balans van een bank er voor en na geldschepping uit? Ervan uitgaande, dat een bank 100 Euro aan kasreserve moet aanhouden wat gelijkstaat aan 8% zou de bank dus 100 Euro gedeeld door 8 maal 100 is 1250 Euro aan tegoeden op betaalrekeningen kunnen hebben staan. Er staat nu 100 op, dus kan door kredietverlening 1150 Euro extra giraal geld worden geschapen.
Zo kan de bank met een kleine reserve veel geld creëren. Dit wordt ook wel “fractioneel bankieren” genoemd.
Er zit een grote fout in het systeem en dat is er nog lang niet uit, het wordt eigenlijk alleen maar erger. Dat is dat de banken omdat ze zo belangrijk zijn in de economie en ons geld beheren eigenlijk daarmee teveel macht hebben en eigenlijk de rest van de maatschappij kunnen chanteren, want als een bank omvalt, dan zijn we allemaal ons geld kwijt. Dat noemen de Amerikanen “too big too fail”: “te groot om failliet te laten gaan”, een bank zou de hele economie mee trekken en dat betekent, dat banken.., en dat is heel gevaarlijk, en dat heeft geleid tot heel veel ellende de afgelopen jaren, dat banken ook meer risico’s kunnen nemen, want een deel van de risico’s als het misgaat, “ja, ik ben zó groot, de Overheid zal me wel redden”.