In Nederland zijn op heel veel plaatsen dekzandgebieden te vinden. We gaan dit gebied in Drenthe eens nader bekijken.
Dekzanden zijn in een ver verleden ontstaan. Het was toen erg koud in het gebied dat nu Nederland heet. Er lag geen ijs, maar het was wel zo koud dat er geen planten konden groeien. Het gebied was bedekt met zand. De wind kon het losse zand makkelijk meevoeren om het ergens anders weer neer te leggen. En doordat de wind niet overal evenveel zand heen blies, ontstonden er kleine heuvels in het landschap.
Toen er een ander klimaat kwam, begonnen er op het zand toch planten te groeien. Hierna kwamen er ook boeren wonen. Ze lieten hun vee op de heide grazen. Akkerbouw was niet mogelijk. De grond van het dekzandgebied was te droog en onvruchtbaar.
Naast de riviertjes waren de groengronden. Dit gebied was juist weer te nat voor akkerbouw. Daarom lieten de boeren ook daar hun vee grazen. Om toch akkerbouw op de droge heigrond te kunnen bedrijven, bedachten ze een manier om het gebied te ontginnen.
Ze gingen bij elkaar aan de rand van de heide wonen. Daar was het droog genoeg en toch dicht bij de rivier. Ze gingen schapen houden. Om mest te krijgen voor op de zandgronden. Dan zou die zandgrond vruchtbaarder worden.
De schapen liepen overdag samen met de schaapsherder op de heide rond de akkers. 's Avonds bracht die herder de schapen naar de brink. Een stuk weiland midden in het dorp dat als verzamelplaats voor de schapen werd gebruikt. Elke boer haalde hier zijn schapen op en zette ze in zijn eigen stal waar de uitwerpselen terecht kwamen. Deze werden gemengd met heideplaggen en verstrooid over de akkers. Zo werden dit vruchtbare gronden.
Deze ontgonnen gebieden zijn dus de akkers net buiten het dorp. We noemen ze de es of enk. Daar verbouwde de boer verschillende gewassen. Genoeg voor eigen gebruik en een beetje voor de verkoop. Om de gewassen te beschermen tegen de schapen en het vee op de groengronden bouwden de boeren een houtwal rond de es. Op sommige plekken kunnen we deze nog zien. De bomen en struiken zorgden ervoor dat de beesten niet de akkers op gingen.
Jaar na jaar bemesten de boeren hun land met schapenmest. Dit had tot gevolg dat de es beetje bij beetje hoger kwam te liggen. Door die bemesting ontstond op de oorspronkelijke zandgrond een dikke zwarte laag. In dit afgegraven stukje es kun je dit heel duidelijk zien.
Voor landbouwproducten is deze grond een perfecte voedingsbodem. Als we nog dieper graven, vinden we onder deze zandlaag nog een andere laag. Dat is keileem, afgezet door het landijs in de IJstijd. Die grond is nog ouder dan de zandgrond.