Als een rivier overstroomt, komt het land naast de rivier onder water te staan. Dat gebied noemen we de riviervlakte. Bij elke overstroming legt de rivier daar een dun laagje zand neer. Als dat vaak gebeurt, worden de rivieroevers steeds hoger. Zó hoog dat er een oeverwal ontstaat. Op deze oeverwallen worden vaak dijken gebouwd. En die dijken moeten voorkomen dat de rivier nóg een keer overstroomt.
Overstromingen kunnen veel schade aanrichten. En het is daarom belangrijk iets te verzinnen waardoor overstromingen worden voorkómen. Je kan bijvoorbeeld de dijken hoger maken. En je huis op een hoge plek bouwen.
In Nederland hebben de rivieren vaak 2 soorten dijken. De winterdijken staan vaak ver van de rivier af en zijn vrij hoog, omdat het water in de winter vaak hoog staat. Het land tussen de rivier en de winterdijk is dan overstroomd. 's Zomers staat het waterpeil veel lager en ligt het land naast de rivier droog. Om te voorkomen dat dit land 's zomers toch overstroomt, zijn langs de rivier de lagere zomerdijken gebouwd. Nu is het land geschikt om bijvoorbeeld koeien op te laten grazen.
Als de rivier dreigt te overstromen, wordt er ook wel gebruik gemaakt van een bufferzone. Dat is een stuk land naast de rivier waar het teveel aan water kan worden opgevangen. Er wordt dan water uit de rivier gepompt en tijdelijk opgeslagen in de bufferzone. Er stroomt dan minder water door de rivier, waardoor de kans op een overstroming iets kleiner is. Als het gevaar geweken is, worden de sluizen van de bufferzone opengezet en stroomt het water weer terug naar de rivier.