Bij de watersnoodramp van 1953 in Zeeland gebruikten de plaatselijke bevolking en vissers hun boten om mensen te redden. Maar voor velen komt de redding te laat. Ze zijn verdronken. De eerste vluchtelingen komen aan. Ze vertellen over de Ramp. Maar op de tweede en derde dag wordt pas duidelijk wat de storm heeft aangericht.
Vanuit vliegtuigen is duidelijk te zien hoezeer het water het Zuidwestelijk deel van Nederland heeft geteisterd. Tientallen dorpen zijn overstroomd en van de buitenwereld afgesloten. De hulpverlening komt nu pas goed op gang. Ook het buitenland komt te hulp. België, Frankrijk, Engeland en Amerika komen met vliegtuigen, boten en helikopters naar het rampgebied.
Vliegtuigen werpen levensmiddelen op de onbereikbare dorpen. Boven afgelegen huizen worden rubberboten afgeworpen. Helikopters vliegen af en aan naar de dorpen en kunnen nog veel mensen redden. Ze worden opgevangen in scholen, kerken en cafés.
Veel dorpen en steden in Zeeland blijken zwaar te zijn getroffen. Huizen zijn weggevaagd of zwaar beschadigd. Vaak staat er in de huizen een meter modder. Die moet eerst worden opgeruimd. Veel mensen kunnen pas na een half jaar terug naar hun woning.
Meer dan 1800 mensen zijn verdronken tijdens deze watersnoodramp.