Chloor is een moleculaire stof, met formule Cl2 . Zeer sterk afgekoeld is het een vaste stof. Minder sterk afgekoeld is chloor vloeibaar. Het verdampt bij - 34 °C. Dit geeft het geelgekleurde gas chloor.
Met speciale apparatuur is onderzocht hoe de atomen in vast chloor geordend zijn. Dit is het meetresultaat. Duidelijk waarneembaar is, dat steeds twee atomen dicht bij elkaar liggen. Vandaar de molecuulformule Cl2 . De afstand tussen de moleculen onderling is duidelijk groter.
We richten de aandacht op één molecuul. Elk atoom heeft een positieve kern met eromheen negatieve elektronen. De elektronen worden door de chloorkernen zo stevig bij zich gehouden, dat ze niet vrij kunnen bewegen. Daarom geleidt chloor de stroom niet.
Dat twee atomen in elkaars buurt blijven, heeft óók met hun elektronen te maken. De atomen hebben invloed op elkaar. Naar de buurmoleculen is er een zwakke binding, de zogenaamde vanderwaalsbinding.
Tussen twee chloorkernen bevinden zich twee elektronen, één afkomstig van het ene atoom, het ander van het andere atoom. Deze twee elektronen zorgen ervoor dat beide atomen bij elkaar blijven. Daarom krijg je een twee-atomig chloormolecuul. Veel van deze chloormoleculen bij elkaar is de stof chloor.
Zo laat je dat met bolletjesmodellen zien. De chlooratomen worden dus door een gemeenschappelijk elektronenpaar bij elkaar gehouden. We noemen zo'n binding dan ook 'atoombinding'. Afgesproken is om zo'n gemeenschappelijk elektronenpaar voor te stellen met een streepje.