Heel veel mensen hebben wel een keer een heel erg paniekgevoel, zomaar. De ene mens is wat banger dan de ander, de een is wat sneller zenuwachtig dan de ander. Maar daar gaat dit eigenlijk niet over. Dit gaat over dat het zo ver gaat dat het je functioneren echt beïnvloed. Dat het gewoon niet meer lukt. Mensen durven de straat niet meer op. Durven niet zomaar naar de winkel toe. Durven niet meer in een volle metro te gaan zitten. Omdat ze bang zijn om te midden van al die mensen een aanval krijg, ik niet weet of ik gered kan worden. Die mensen zijn geen slappelingen maar het voelt of je bij wijze van spreken je tegenover een leeuw staat en het hekje is weg. Zo angstig is het. In het loop van het leven hebben ongeveer 15 tot 20 procent van alle mensen voldoen of enig moment aan de criteria voor een angststoornis. Dat is eigenlijk veel. Het komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en het ontstaat vaker in een periode nadat mensen ingrijpende levensgebeurtenissen hebben meegemaakt. Bijvoorbeeld iemand die je goed kent is overleden, een verhuizing of een situatie, een flinke verandering die je iets minder zeker maakt over de controle die je hebt over de dingen die gebeuren in je leven.