Op het beroemde schilderij ‘de compagnie van kapitein Roelof Bicker en luitenant Jan Michielsz Blaeuw’, van Bartholomeus van der Helst staat een zwarte jongen. Hij staat op het schilderij, maar niemand weet wie hij is. In die tijd is dat voor de witte mensen niet belangrijk, maar het geeft ons nu een goed beeld over de ongelijkheid tussen wit en zwart in die tijd.
Hij is mijn grootste hoofdpijn, maar hij is mijn hoofdpijn omdat, hij en ik, ik maak geen contact met hem, want wij maken geen oogcontact en op het bordje wat daar staat wordt hij niet benoemd. Maar je denkt wel dat die is vastgelegd, zijn naam en zijn identiteit? In ieder geval een voornaam. Ik ga ervan uit dat hij een bediende is geweest van iemand. Hij draagt een mantel van iemand. Ja. Hij heeft ook helemaal geen highlights op zijn huid. Ja, iedereen heeft allemaal highlights en hij is echt alsof ie in een dimensie achterop is geschilderd. Als je kijkt naar de houdingen van de personages, die zijn allemaal heel erg bewust van dat ze bekeken worden. Maar ik zie een enorme rijkdom, arrogantie en de enige die niet zich naar de kijker wendt, dat is de Afrikaanse bediende. Hij is een object dat je kan bekijken zonder dat je terug bekeken wordt. En voor de prestige is ie duidelijk aanwezig. Ja, ja en ja, ook nog zo'n Mriaantje erbij natuurlijk. Een Moriaantje daarbij, vertel? Iemand uit Afrika, afkomstig uit Afrika. Maar hij is niet volwassen, dus het zal wel een verkleinwoord hebben: Moriaantje zo zwart als roet. Als je als anoniem gezien wordt en niemand weet wie je bent. Het is een ontkenning van je persoonlijkheid en ontkenning van je mens-zijn. En ik denk dat het heel erg belangrijk is dat iedereen wordt, geaccepteerd en gewaardeerd in hun mens-zijn. Ja, maar dat was heel lang absoluut onnodig omdat men toch uitging van white supremacy. Dus waarom zou je de rest van de mensen identificeren? Die zijn niet zo belangrijk, maar the times they are a changin', zoals ze zouden zeggen. Black lives matter. Ook in schilderijen. We staan hier op de plek waar de schutters van wijk 8 van Amsterdam zich lieten portretteren door Bartholomeus van der Helst. Als je naar de overkant kijkt van de Geldersekade, dan denk je ja, wat hebben die huizen allemaal, hoe lang staan die er al, wat hebben die gezien? Euh ja. Liep Roelof Becker aan de overkant? Of kwam die hier naartoe? Euh, ja, dat vind ik allemaal heel fijne dingen waar, ik noem dat altijd de historische sensatie, als je op een plek bent en je dat probeert in te beelden. Even terug in de tijd te gaan. Toen ik een stuk schreef over dat schuttersstuk van Van der Helst toen schreef ik een soort fictieve vragen van nouja, hoe zou naar die jongen gekeken zijn als hij in Amsterdam rondliep, over de grachten. En toen wees Stefanie mij erop en die zei van waarom vraag je niet hoe zou hij naar Amsterdam hebben gekeken? En dat vond ik best heel erg van mezelf dat ik dat zo... Ik ben zo bezig met niet vanuit dat eurosceptische perspectief de hele tijd wil schrijven. En dan gebeurt dat toch nog vaak dat iemand je moet wijzen op ja, maar dat is heel erg vanuit jouw perspectief gedacht.