Tijdens een aardbeving trilt alles. Bij zware aardbevingen, zoals in Turkije en Syrië, kunnen zelfs hele gebouwen instorten. Bij het KNMI hier in Nederland meten ze de kracht van aardbevingen. Als we kijken naar het effect van die beving, daar hebben we een speciale schaal voor. Die loopt van blauw, heel weinig effect, naar rood, heel veel effect. Als die zo hoog in die schaal zit, dan schrik je, want je weet dat er heel veel slachtoffers zullen zijn.
Aardbevingen ontstaan onder de grond in de aardkorst. Die aardkorst bestaat uit verschillende platen die als een soort puzzel tegen elkaar liggen. Op sommige plekken in de wereld komen de platen tegen elkaar aan. Dat worden breuklijnen genoemd. Turkije en Syrië liggen boven zo'n breuklijn. De platen bewegen allemaal een andere kant op. De ene beweegt ieder jaar een paar centimeter naar boven en de andere plaat juist naar links. Dan komen er enorme krachten vrij die kunnen leiden tot zware aardbevingen. Heel lang wordt die spanning opgebouwd. Dat gaat eigenlijk goed. Maar dan eens in de zoveel jaar schuift het plotseling en krijg je een aardbeving. De laatste grote aardbeving in Turkije was in 1999. Ook toen vielen er duizenden slachtoffers. Aardbevingen komen dus vaker voor in het gebied van Turkije en Syrië.